Wanneer u als ondernemer een financieringsverzoek indient bij uw bank weet u dat u naast een degelijk plan voldoende zekerheden dient te hebben. De gevraagde zekerheden bestaan veelal uit het pandrecht op voorraden, vorderingen en inventaris. In de praktijk signaleren we dat ondernemers het pandrecht op onderhanden werk willen inzetten. Interessant. Toch zijn er enkele zaken om rekening mee te houden.
Om pandrecht op onderhanden werk te kunnen inzetten, dient het onderhanden werk aan enkele voorwaarden te voldoen. Zo zal het onderhanden werk duidelijk vastgelegd dienen te zijn in een overeenkomst. De vordering op het onderhanden werk is het bedrag dat nog in rekening gebracht dient te worden uit het nakomen en afmaken van de overeengekomen opdracht. Maar, het kan alleen opgeëist worden als het werk ook daadwerkelijk afgerond is. Betalingstermijnen en betalingsmomenten dienen duidelijk vastgelegd te zijn in de overeenkomst.
Banken zijn meestal aarzelend wanneer het gaat om pandrecht op onderhanden werk. Dat heeft vooral te maken met de inbaarheid van deze zekerheid. In geval van een faillissement kan de opbrengst van het onderhanden werk namelijk toekomen aan de aangestelde curator. Niet altijd overigens. Dat hangt af van de afspraken tussen partijen en het ontstaan van (deel)vorderingen.
Als er sprake is van identificeerbare deelprestaties die een waarde vertegenwoordigen, kan voor de uitgevoerde deelprestaties een vordering zijn ontstaan voor faillissement. Wanneer een vordering ontstaat nadat sprake is van een faillissement, dan komt de opbrengst toe aan de curator en kan de pandhouder niets.
Wilt u meer weten over pandrecht? Aarzel niet om één van de Beks advocaten te raadplegen. info@beksadvocaten.nl