Retentierecht aannemer

Net zoals de garagehouder, wiens rekening onbetaald blijft, het recht heeft de door hem gerepareerde auto onder zich te houden tot betaling heeft plaatsgevonden, heeft de aannemer het recht het bouwwerk dat hij totstand heeft gebracht “onder zich te houden” (=niet opleveren) totdat de aanneemsom is betaald. Het gaat dan om het “retentierecht”: het recht om de verplichting tot afgifte van een zaak op te schorten.

Dit recht is vastgelegd in art. 290 van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek. Wordt eenmaal aan de voorwaarden voor het retentierecht voldaan, dan heeft de aannemer een sterk recht. Niet alleen heeft hij door afgifte van het bouwwerk aan de opdrachtgever te weigeren een sterk pressiemiddel in handen om alsnog de aanneemsom voldaan te krijgen, hij kan dit recht ook nog jegens derden laten gelden!

Maar het recht op terughouding is niet alleen het enige recht wat de aannemer bij retentierecht heeft. Hij heeft daarnaast ook nog het recht zijn vordering met voorrang te verhalen op het onroerende goed waarop het retentierecht rust boven allen tegen wie het retentierecht kan worden ingeroepen. (art. 292 van boek 3 BW). Dat betekent dat indien de aannemer beschikt over een vonnis, waarin de opdrachtgever wordt veroordeeld tot betaling van de aanneemsom, hij het door hem gebouwde bouwwerk waarop het retentierecht rust kan laten veilen en zich bij voorrang uit de koopprijs kan laten voldoen.

In geval van faillissement zal de aannemer weliswaar zijn vordering bij de curator ter verificatie moeten indienen en kan de curator de zaak waarop het retentierecht rust opeisen en verkopen, maar de curator zal dan uit de opbrengst de aannemer bij voorrang moeten voldoen. Het feit dat het retentierecht ook kan worden ingeroepen tegen “onschuldige” derden, die met de vordering van de aannemer op de opdrachtgever niets van doen hebben, wordt gerechtvaardigd door het feit dat dankzij de werkzaamheden van de aannemer het onroerend goed een bepaalde waarde heeft gekregen, waarover die derde/eigenaar/hypotheekhouder uiteindelijk zal kunnen beschikken.

Wie wil voorkomen dat de aannemer zijn retentierecht uitoefent zal bij het sluiten van een aanneemovereenkomst moeten bedingen dat de aannemer daarvan afstand doet. Veelal zal het noodzakelijk zijn om in ruil daarvoor de aannemer meer zekerheid te geven over betaling van de aanneemsom, bij voorbeeld door middel van een bankgarantie.

Beks Advocaten